Page 7 - Algemene Anatomie Atlas
P. 7

HET  MENSELIJK
                                                 LICHAAM






               UITWENDIGE ANATOMISCHE KENMERKEN
                                                                                                 oog
               VOORAANZICHT VAN DE MAN                                                          De uitwendige instrumenten van het
                                                                                                 gezichtsvermogen. Ze bevinden zich in
                                     oor                                                         oogkassen en worden beschermd door
                         Het vlezige, zichtbare deel                                             de oogleden.
                         van het gehoorstelsel aan
                         beide zijden van het hoofd.                                             mond
                        De oorschelp vangt geluiden                                              Een opening in het gezicht die dient
                         op en geeft ze door aan de                                              als toegang tot het
                                 gehoorgang.                                                     spijsverteringsstelsel en die de
                                                                                                 uitwendige organen van het
                                                                                                 smaakzintuig bevat.
                                    neus
                          Een protuberantie in het                                               nek, hals
                       midden van het gezicht vormt                                              Een cilindrisch deel van het lichaam
                          de verbinding tussen het                                               dat het hoofd verbindt met de borst en
                          ademhalingsstelsel en de                                               waar de stelsels van spijsvertering,
                                buitenwereld.                                                    ademhaling en zenuwen doorheen
                                                                                                 worden gevoerd.
                                    tepel
                          Een verhevenheid in het                                                schouder
                          midden van de tepelhof.                                                Het gebied waar de bovenarm samenkomt
                                                                                                 met de borst. Door de forse gespierdheid
                                                                                                 ervan heeft de schouder doorgaans een
                                   middel                                                        afgeronde vorm.
                   Een versmalling die de ribben scheidt
                               van de heupen.                                                    oksel
                                                                                                 Een holte in de binnenhoek van de plaats van
                                    navel                                                        samenkomst van bovenarm en borst. Bij
                         Littekenoverblijfsel van het                                            volwassenen is de oksel gewoonlijk behaard.
                        afbinden van de navelstreng.
                                                                                                 bovenarm
                                                                                                 Het bovenste deel van de arm, zich uitstrekkend
                                                                                                 van schouder en oksel tot de elleboog.
    10                              heup
                       Een vooruitstekende rand aan                                              elleboogsholte
                      beide zijden van de buik onder                                             De naar voren gerichte buiging van het
                     het middel, de buitenrand van het                                           gewricht tussen boven- en onderarm.
                                  heupbeen.
                                                                                                 onderarm
                                                                                                 Het deel van de arm dat zich uitstrekt van
                                     lies
                                                                                                 de elleboog tot de pols.
                       Een laterale plooi die van het
                           genitale gebied schuin
                    omhoogloopt en de scheiding vormt                                            pols
                       tussen de buik en de onderste                                             Het gebied dat de botten van de
                                  ledematen.                                                     onderam met die van de hand verbindt
                                                                                                 en het gewricht dat ze ten opzichte van
                                                                                                 elkaar laat bewegen.
                              vingernagels
                  Harde, maar buigzame overdekkingen                                             hand
                  van de huid van de bovenzijde van de                                           Het uiteinde van elke arm dat, dank zij de
                            laatste vingerkootjes.
                                                                                                 vingers, van zeer groot nut is en in hoge
                                                                                                 mate bijdraagt aan de uitzonderlijkheid van
                                                                                                 de menselijke soort.
                             schaamstreek
               Een driezijdig gebied aan de onderzijde van                                       vingers
                 de buik, meteen boven de genitaliën. Bij
                   volwassenen is dit gebied doorgaans                                           De vijf uiteinden van elke
                                   behaard.                                                      hand.
                                    penis
               Het uitwendige mannelijke geslachtsorgaan
               met een functie in zowel het urinewegstelsel                                      dij
                      als in het voortplantingsstelsel.                                          Het bovenste deel van het been dat
                                                                                                 zich uitstrekt van de lies tot de knie.
                                  scrotum
                Of balzak. Bevindt zich tussen de dijen en
                  achter de penis en biedt plaats aan de
                             teelballen of testis.                                               knie
                                                                                                 Het middelste deel van het been
                                    enkel                                                        waar de dij en het onderbeen
                     Het gewricht tussen de botten van                                           samenkomen, en het gewricht
                             onderbeen en voet.                                                  ertussen.


                                    tenen                                                        voeten
                       Vijf kleine aanhangsels aan de                                            De uiteinden van beide onderbenen.
                         voorzijde van iedere voet.                                              Ze zijn onontbeerlijk voor lopen,
                                                                                                 houding en tweezijdige motoriek.
   2   3   4   5   6   7   8   9   10   11   12